Begeleiden in de ‘context’ betekent dat het dagcentrum de minderjarige vanuit zijn leefsituatie en zijn interacties begeleidt. Dit is - vanuit doelen die ingaan op de hulpvraag - acties ondernemen waardoor de leef- en opvoedingssituatie 'goed genoeg' wordt en de personen uit de context aangesproken worden op hun krachten. Deze contextcontacten kunnen zijn:
- individuele begeleidingscontacten met de minderjarige
- contacten met de opvoedingsverantwoordelijken
- contacten met ruimere context: school, vrije tijd, … alle belangrijke personen in het netwerk rondom de minderjarige en zijn opvoedingsverantwoordelijken: goede vriend, lief, buren, leerkracht, trainer, contactpersonen uit vrijetijdsbesteding…
Deze contacten kunnen zowel face-to-face, telefonisch als met behulp van nieuwe media (chatten bv.) gevoerd worden. Zij kunnen zowel mobiel (thuis, op school, ...) als ambulant (in het dagcentrum) doorgaan. Vier invalshoeken voor de contextbegeleiding De contextbegeleiding van het dagcentrum De Twijg werkt op twee niveaus: enerzijds zijn er de praktische hulpvragen in de opvoeding van een minderjarige, anderzijds willen we ook de onderliggende betekenis van gedrag naar boven halen.
- Voor de praktische opvoedingsondersteuning maken we gebruik van de visie van Alice Van Der Pas over ouderbegeleiding (ouderlijke vaardigheden) en de visie van Han Spanjaard over competenties.
- Voor de onderliggende visie en het breder optrekken van de hulpvragen van gezinnen hanteren we de contextuele benadering op basis van de inzichten van Nagy en de veerkracht-benadering van gezinnen.
Individuele begeleiding van de minderjarige: een belangrijk onderdeel van de contextbegeleiding De minderjarige heeft in het begeleidingsproces ondersteuning, verduidelijking, training, ... nodig. Een vast(geroest) patroon van handelen en functioneren wordt immers vaak doorbroken. De emotionele en relationele competenties krijgen hierbij bijzondere aandacht.
-
Het begrip ‘contextueel interveniëren’ wordt reeds geruime tijd in de mond genomen. Deze visie gaat terug op de zgn. Contextuele Therapie van de Hongaarse-Amerikaanse psychiater en gezinstherapeut Iván Böszörményi-Nagy. De term ‘context’ is gekozen om de dynamische verbondenheid aan te geven van een persoon met zijn of haar betekenisvolle relaties doorheen de generaties, naar het verleden en de toekomst. Contextuele hulpverlening is dus hulpverlening die rekening houdt met en gebruik maakt van deze dynamische verbondenheid. Ieder mens maakt deel uit van een familiaal netwerk van verhoudingen. De contextbegeleider, als contextuele hulpverlener, houdt - ook als hij werkt met een enkeling - dit intergenerationele netwerk voortdurend in het oog. Ook de belangen van de afwezigen en van de komende generaties worden in aanmerking genomen. Deze visie van ‘contextueel interveniëren’ wordt in kaart gebracht met vier dimensies. Deze dimensies bij genoegzaam gekend. (in bijlage nog bijkomende linken invoegen: zie: http://www.lerenoverleven.org/gedachtegoed/ivan-boszormenyi-nagy/)
De praktijk van de contextuele hulpverlening
De grondhouding van de contextueel geïnspireerde hulpverlener is de meerzijdige partijdigheid: hij is bekommerd om al diegenen die door zijn hulpverlening worden beïnvloed. Dat wil zeggen: ook de ouders en/of partner en/of kinderen van de cliënt. Hij streeft naar een zo eerlijk mogelijke relatie tussen de cliënt en zijn context en is gericht op het doorbreken van isolement en op het herstellen van dialoog. Methodisch hanteert hij een aantal specifieke contextuele interventies:
- het erkenning geven voor het onrecht dat de cliënt werd aangedaan (erkenning voor het slachtoffer) en voor datgene wat hij doet voor anderen (erkenning van de verdienste);
- het opzoeken en aanwenden van de resterende hulpbronnen: wiè in de context kan wàt doen, dat positief bijdraagt tot de betrouwbaarheid van de relatie?
- de verwachting van actie: de voortdurende, consequent volgehouden en expliciete verwachting van de hulpverlener dat de cliënt actie zal ondernemen, die deel uitmaakt van verantwoord ouderschap, kind zijn of partnerschap. Een zorgvuldige timing is daarbij uiteraard noodzakelijk;
- de hulpverleningsacties die het leunen op destructief recht door de minderjarige en door de ouders pogen om te buigen in verwerven van verdiensten (of constructief recht).
- het verbindend bevragen: de hulpverlener hanteert consequent een verbindende verhoudingstaal;
- het meerzijdig partijdig betrekken van de diverse gezinsleden: vermijden om met bepaalde gezinsleden in coalitie te gaan en erop aansturen om de kring van belangrijke betrokkenen steeds weer open houden, ook als ze afwezig of onmondig zijn.
Een belangrijk hulpmiddel om de loyauteit en de ‘contextuele dimensies’ ook non-verbaal te tonen is het gebruik maken van duplo-popjes. Dit hulpmiddel steunt op het innemen door de gezinsleden van een meta-positie, dit wil zeggen dat ouders en kinderen van op korte afstand naar zichzelf en het eigen functioneren kunnen kijken. Uiteindelijk kan voor de ouder hierdoor een onderscheid gemaakt worden tussen de werkvloer-ouder en de meta-ouder (zie ‘Ouderschap’). De meta-ouder is de ouder die overzicht houdt, die ‘wikt en weegt’, die over zijn eigen situatie als ouder kan praten. Het versterken van de meta-positie van de ouder is dus hèt werkterrein van de contextbegeleider. Dit kan via het contextuele denken met de toevoeging van de duplo-taal op indringende wijze gebeuren. In het dagcentrum is het gebruik van de duplo-taal één van de basismethodieken.
-
-
In het boek Kort Ambulant, gericht op competentievergroting, omschrijven Han Spanjaard en Marijke van Vugt uitvoerig wat competenties zijn. Competenties zijn evenwichtstoestanden waarbij een individu over voldoende vaardigheden beschikt om de taken te vervullen waarvoor hij in het dagelijkse leven gesteld wordt. Minderjarigen (en ook hun ouders) ontberen vaak de vaardigheden om de taken die bij hun leeftijd hoort adequaat uit te voeren. Hierdoor is de competentiebalans uit evenwicht: de taken zijn te zwaar en de vaardigheden zijn niet genoeg ontwikkeld. Stressoren, psychopathologie en ziekten hinderen en veroorzaken mee het onevenwicht tussen de taken en de vaardigheden. Steun (door begeleiding bv.) en veerkracht (zie verder) kunnen dit evenwicht herstellen. De auteurs beschrijven zeven ontwikkelingstaken voor kinderen van 4 tot ongeveer 12 jaar, acht ontwikkelingstaken voor jongeren (van ongeveer 12 jaar tot 21 jaar) en zeven ontwikkelingstaken voor ouders van jonge kinderen.
Bij wijze van voorbeeld sommen we hier de zeven ontwikkelingstaken van kinderen op:
- rekening houden met anderen (de belangen van anderen incalculeren)
- vergroten van onafhankelijkheid (t.a.v. opvoeders)
- participeren aan onderwijs (kennis en vaardigheden om in de maatschappij te functioneren)
- het aanknopen en onderhouden van vriendschappen (met leeftijdsgenoten)
- verantwoordelijkheden thuis opnemen (deelverantwoordelijkheden in huis, voor broertjes en zusjes)
- zelfstandig gebruik kunnen maken van basale infrastructuren (openbaar vervoer, geldsysteem, communicatiemiddelen, vrijetijdsvoorzieningen)
- keuzes kunnen maken met betrekking tot de eigen veiligheid en gezondheid
Aan de hand van de sociale leertheorie (gedragssturing) worden ouders getraind in het verwerven van opvoedingsvaardigheden. Jongeren kunnen hun werkpunten aangeven via een 10-tal doelkaarten. Dit Competentiemodel sluit goed aan bij het nadenken over verontrusting waarbij een balans opgemaakt wordt van de risicofactoren en de protectieve factoren.
-
Een beleid ontwikkelen ten aanzien van grensoverschrijdend gedrag (GOG) is in de Bijzondere Jeugdzorg een belangrijk thema, in het bijzonder seksueel grensoverschrijdend gedrag (SGOG). Net als vele anderen in de bijzondere jeugdzorg heeft het dagcentrum zijn visie ontwikkeld aan de hand van de inzichten van Sensoa. Het vlaggensysteem (en in het bijkomend de inzichten uit 'Buiten de lijnen') biedt ons een goed beoordelingssysteem om te kijken naar seksuele ontwikkeling en seksueel grensoverschrijdend gedrag.
- Tab 4 content goes here.
De individuele begeleiding focust zich op het individuele beleven van zowel de minderjarige als de andere gezinsleden, alsook de ouders. Met betrekking tot de individuele begeleiding grenst het begeleiding zich af van wat ‘behandelen’ heet (therapie). Individuele begeleiding kan wel behandelingseffecten hebben, maar dit is niet het hoofddoel. Ook de individuele begeleiding is ‘breedsporig’. Hieronder geven we aan welke werkmiddelen gehanteerd (kunnen) worden. Met deze werkmiddelen wordt eclectisch gewerkt.
- ik-boek
- Wie ben ik?
- mijn geschiedenis
- mijn gezin
- Waar hou ik van ?
- Ik begrijp mezelf (niet)
- doos vol gevoelens
- motivationeel interveniëren (beertjes van Meichenbaum)
- axenroos (Cuvelier)
- ...
- Wie ben ik?
- Competenties
- doelkaarten, om persoonlijke doelen op te stellen en te realiseren (competentiemodel)
- training van sociale vaardigheden
- omgaan met vrienden
- mijn mening zeggen zonder ruzie te maken
- onderhandelen met mijn ouders
- cognitief herstructureren (ABC-methodiek van Ellis)
- ...
- studiebegeleiding: studieplanning, …
- vrijetijdsplanning
- andere
- software-gebaseerde methodieken: eigen tijdslijn op facebook, werken met emoticons, google-maps, …
- ‘ontspannende’ activiteiten (met ongedwongen gesprekken): samen met de individuele begeleider een gezelschapsspel spelen, samen fietsen, taken samen uitvoeren (bv. kamer opruimen, schoolopdracht, …), samen winkelen, …
- (chat-sessies)
- …
- ik-boek
Deze bladzijde werd laatst aangepast op 15 juni 2017.